Het is zondag en we ‘moeten’ vroeg op: we gaan mee met de Roots-tour. Roots is het verhaal van een Amerikaanse auteur die zijn familielijn terug is gaan volgen en uiteindelijk uitkwam bij een man, Kunta Kinteh, die op 17-jarige leeftijd uit zijn dorp in Gambia is ontvoerd en als slaaf verkocht is. Dit boek is in de jaren ’70 verfilmd en is symbool komen te staan voor de afkomst van ‘de’ Afro-Amerikanen.
We worden bij het hotel opgehaald met een bus die ons naar de haven van Banjul zal brengen. Daar stappen we op een bootje dat eerst nog bijna een uur blijft liggen omdat er nog andere mensen aan boord moeten komen. We zitten tussen flink wat ‘Ollanders’ die zichzelf heel geestig vinden maar die ik vooral heel vermoeiend vind, vooral vóór 9 uur ’s morgens, dus ik pak mijn boek. Arjo pakt zijn digitale ‘boek’ en leest verder in…Roots. Wel zie ik nog een bonte ijsvogel voordat we vertrekken. ‘Bont’ betekent zwart-wit, dus is ie eigenlijk veel minder bont dan de ‘gewone’ die we thuis hebben, maar ik vind ‘m toch heel mooi, met zijn kuifje op zijn kop.
Na een flinke tijd varen, de rivier is trouwens een stuk breder dan ik me van tevoren had voorgesteld, komen we bij onze eerste stop: het dorpje Albreda. Hier staat het slavernijmonument en we bezoeken er het slavernijmuseum. De hele tour werd gefilmd, en degene die dat deed stuurde de kinderen die aan de voet van het slavernijmonument zaten weg, om een ‘beter’ plaatje te krijgen. Zelf vind ik het plaatje mét de jongetjes mooier. Jongetjes die even rustig samen ergens zitten, straks weer gaan voetballen en niet bang hoeven te zijn dat ze geroofd worden. Gekidnapt en weggevoerd uit het land waar ze geboren zijn.
Never again.
Als we van het monument naar het museum lopen komen we langs zingende en dansende groepjes meisjes ‘welcome, welcome’, zingen ze ons toe. Het is bloedheet geworden. Op de boot had ik nog een sjaaltje om mijn nek omdat het een beetje fris was, nu heb ik datzelfde sjaaltje om mijn hoofd geknoopt omdat ik bang ben dat ik anders hoofdpijn of een zonnesteek krijg. En in die hitte lopen we van Albreda naar Juffureh, een dorpje waarvan ze zeggen dat Kunta Kinteh daar woonde. Voordat we het dorp in ‘mogen’ worden we voorgesteld aan de dorpsoudste (een vrouw) die ons officieel welkom heet en toestemming geeft om het dorp te bezoeken. Een vriendin had ons, samen met een flinke hoop pennen, een setje kleine klompjes opgestuurd om in Gambia cadeau te doen, die bieden we aan aan de dorpsoudste.
In Juffureh vertelt een gids in het (heel) kort het verhaal van Kunta Kinteh, kunnen we kennismaken met zijn verre verwanten en is er een gelegenheid om een craft markt te bezoeken. Maar wij hebben op onze eerste dag een houten ijsvogel gekocht die veel mooier is dan wat daar te zien was, dus wij vonden het wel even mooi geweest. Daarna liepen we terug naar de boot (maar niet voordat ik nog een lading pennen en potloden in een kistje heb gedaan voor het lokale schooltje).
De boot bracht ons vervolgens naar Kunta Kinteh Island, voorheen Sint James island (een deel van de bevolking blijft het ook zo noemen, maar ik vind Kunta Kinteh Island een veel betere naam). Op dit eiland zijn de ruïnes van een fort te zien. Dit fort werd gebruikt om de tot slaaf gemaakten gevangen te houden totdat ze verscheept werden (voornamelijk naar de koloniën die nu de Verenigde Staten zijn).
Het is de vraag hoe lang het er nog staat want wegens erosie verdwijnt er jaarlijks een deel van het eiland.
Na een rondwandeling over het eiland, waar we ook wat foto’s genomen hebben, is het tijd om weer terug te gaan naar de boot die ons weer naar de haven brengt. Vandaar weer met het busje naar het hotel.