Dag 7-thee en terug naar huis

En dan is het alweer de laatste dag. Bij het ontbijt snijden ze de laatste mango uit de tuin van Ebou voor ons in stukken, die doe ik in een plastic bakje en leg ik in de koelkast om mee te kunnen nemen in het vliegtuig. Eten in het vliegtuig is meestal niet zoveel soeps (of mijn dieetwensen zijn niet doorgekomen waardoor ze me eerst vlees willen serveren en als enige vegetarische optie pasta (tarwe) met kaas (koemelk) hebben), en er is weinig gezonder en lekkerder dan verse mango.
Na het ontbijt hangen we nog wat rond bij het zwembad, ik begin aan mijn laatste boek van de vakantie, ‘The Bone People’ van Keri Hulme (aanrader!).
We maken wat foto’s in de tuin van het hotel en lunchen nog een keer bij Afrikan Queen. Tijdens het eten bespreken we wat we nog zouden willen doen. De bus naar het vliegveld vertrekt om 8 uur ’s avonds, dus we besluiten om vroeg aan het avondeten te gaan zitten zodat we met een volle maag in het vliegtuig kunnen stappen en niet zijn aangewezen op vliegtuigvoer. Als ontbijt hebben we dan de mango van Ebou en ik heb nog wat gezonde snacks (en een halve Tony Chocolonely reep), dus dat komt wel goed. Willen we nog ergens naartoe in de tussentijd? Ik zou nog wel graag een zak bush tea willen, Afrikaanse kruidenthee die heel gezond schijnt te zijn en ook nog eens lekker smaakt. Maar zit er ergens een klein marktje in de buurt?
De markt waar we in het begin van de week zijn geweest is namelijk best een eindje rijden en heel druk, maar er zijn ook kleinere marktjes waar eten wordt verkocht. We besluiten het de ober te vragen.
Die zegt dat er wel een marktje is, maar daar moet je ook met de taxi naartoe. Daar hebben we niet zo heel veel zin in.
‘You could ask my boss’, zegt ie nog.
Dus wij vragen de baas naar de bush tea. Hij loopt naar achteren en komt terug met een doosje met zakjes erin (op de markt verkopen ze grote zakken met losse, maar het smaakt ongeveer hetzelfde). Ik vraag hem wat het kost, maar u raadt het vast al, ‘is no problem’.
Wij raden Gambia van harte aan, en voor wie van plan is om er ook naartoe te gaan…willen jullie bush tea voor ons meenemen?

Wij noemden dit de IKEA-lizard

Dag 6-Roots-tour

Het is zondag en we ‘moeten’ vroeg op: we gaan mee met de Roots-tour. Roots is het verhaal van een Amerikaanse auteur die zijn familielijn terug is gaan volgen en uiteindelijk uitkwam bij een man, Kunta Kinteh, die op 17-jarige leeftijd uit zijn dorp in Gambia is ontvoerd en als slaaf verkocht is. Dit boek is in de jaren ’70 verfilmd en is symbool komen te staan voor de afkomst van ‘de’ Afro-Amerikanen.
We worden bij het hotel opgehaald met een bus die ons naar de haven van Banjul zal brengen. Daar stappen we op een bootje dat eerst nog bijna een uur blijft liggen omdat er nog andere mensen aan boord moeten komen. We zitten tussen flink wat ‘Ollanders’ die zichzelf heel geestig vinden maar die ik vooral heel vermoeiend vind, vooral vóór 9 uur ’s morgens, dus ik pak mijn boek. Arjo pakt zijn digitale ‘boek’ en leest verder in…Roots. Wel zie ik nog een bonte ijsvogel voordat we vertrekken. ‘Bont’ betekent zwart-wit, dus is ie eigenlijk veel minder bont dan de ‘gewone’ die we thuis hebben, maar ik vind ‘m toch heel mooi, met zijn kuifje op zijn kop. 

Na een flinke tijd varen, de rivier is trouwens een stuk breder dan ik me van tevoren had voorgesteld, komen we bij onze eerste stop: het dorpje Albreda. Hier staat het slavernijmonument en we bezoeken er het slavernijmuseum. De hele tour werd gefilmd, en degene die dat deed stuurde de kinderen die aan de voet van het slavernijmonument zaten weg, om een ‘beter’ plaatje te krijgen. Zelf vind ik het plaatje mét de jongetjes mooier. Jongetjes die even rustig samen ergens zitten, straks weer gaan voetballen en niet bang hoeven te zijn dat ze geroofd worden. Gekidnapt en weggevoerd uit het land waar ze geboren zijn.
Never again.
Als we van het monument naar het museum lopen komen we langs zingende en dansende groepjes meisjes ‘welcome, welcome’, zingen ze ons toe. Het is bloedheet geworden. Op de boot had ik nog een sjaaltje om mijn nek omdat het een beetje fris was, nu heb ik datzelfde sjaaltje om mijn hoofd geknoopt omdat ik bang ben dat ik anders hoofdpijn of een zonnesteek krijg. En in die hitte lopen we van Albreda naar Juffureh, een dorpje waarvan ze zeggen dat Kunta Kinteh daar woonde. Voordat we het dorp in ‘mogen’ worden we voorgesteld aan de dorpsoudste (een vrouw) die ons officieel welkom heet en toestemming geeft om het dorp te bezoeken. Een vriendin had ons, samen met een flinke hoop pennen, een setje kleine klompjes opgestuurd om in Gambia cadeau te doen, die bieden we aan aan de dorpsoudste.

In Juffureh vertelt een gids in het (heel) kort het verhaal van Kunta Kinteh, kunnen we kennismaken met zijn verre verwanten en is er een gelegenheid om een craft markt te bezoeken. Maar wij hebben op onze eerste dag een houten ijsvogel gekocht die veel mooier is dan wat daar te zien was, dus wij vonden het wel even mooi geweest. Daarna liepen we terug naar de boot (maar niet voordat ik nog een lading pennen en potloden in een kistje heb gedaan voor het lokale schooltje).
De boot bracht ons  vervolgens naar Kunta Kinteh Island, voorheen Sint James island (een deel van de bevolking blijft het ook zo noemen, maar ik vind Kunta Kinteh Island een veel betere naam). Op dit eiland zijn de ruïnes van een fort te zien. Dit fort werd gebruikt om de tot slaaf gemaakten gevangen te houden totdat ze verscheept werden (voornamelijk naar de koloniën die nu de Verenigde Staten zijn).
Het is de vraag hoe lang het er nog staat want wegens erosie verdwijnt er jaarlijks een deel van het eiland.
Na een rondwandeling over het eiland, waar we ook wat foto’s genomen hebben, is het tijd om weer terug te gaan naar de boot die ons weer naar de haven brengt. Vandaar weer met het busje naar het hotel.

 

Dag 3-excursie Zuid-Gambia

Het is donderdag, dus tijd voor onze eerste excursie, maar niet voordat ik ‘donno’ heb geprobeerd bij het ontbijt: een soort kleine oliebollen zonder rozijnen. Erg lekker, maar ik eet ook braaf mijn havermout met mango (we hebben van de vrouw van Ebou bij het vertrek een zak vol mango’s gekregen dus we hebben elke ochtend bij het ontbijt een hele mango voor onszelf).
Onder leiding van gids Mo gaan we in een oude legertruck met een groepje naar Zuid Gambia. De eerste stop is een klein marktje waar vooral eten verkocht wordt. Velen verklaren zich vegetariër als ze zien hoe het vlees daar in de zon ligt met de vliegen erop. Ik at toch al geen vlees en heb vooral oog voor de kruiden die er te koop zijn. Voordat we de truck weer in gaan koop ik nog snel een zak hibiscus om lekker frisse thee van te kunnen zetten.
De volgende stop is een schooltje dat door een gemeenschap is opgezet en gesteund wordt door de reisorganisatie en donaties van bezoekers. ‘Bovenmeester’ Lamin vertelt hoe zijn eigen schoolcarrière is verlopen en hoe de school steeds meer werd uitgebreid. Op dit moment wordt er ook gebouwd aan nieuwe klaslokalen want een deel van de leerlingen krijgt nog steeds les onder een boom. Terwijl Arjo onze donatie in een bus doet en netjes in het kasboek noteert geef ik een linnen tas (plastic tassen zijn verboden in Gambia) met schriftjes en een flinke voorraad pennen (deels gekregen van vrienden) in etuis aan mijnheer Lamin. Daarna mogen we een kijkje nemen in een paar klassen (behalve het lokaal waar de oudste leerlingen examens doen). De meisjes in de klas die buiten les hadden vonden vooral mijn trouwring erg interessant.

Na het schooltje gingen we naar pappa John, een 90-jarige christen die palmwijn en zumzum maakt. Zumzum wordt ook wel kill me quick genoemd en smaakt een beetje naar gin. Pappa John hebben we echter niet gezien, en de palmwijn was er ook niet (het blijft Afrika), maar dat werd ruimschoots goed gemaakt door het dochtertje van de dame die de zumzum serveerde: deze mini-charmeuse danste en zong alsof ze op het podium van idols stond.


Na de drank was het tijd voor het Tanje village Museum, een soort openluchtmuseum waar je kan zien hoe een Mandinka-dorpje er ongeveer 100 jaar geleden uitzag. Voor Arjo en mij was dat extra interessant omdat we allebei het boek Roots hebben gelezen en dat speelt zich voor een groot deel af in een soortgelijk dorpje in ongeveer dezelfde tijd. De bevolking van Gambia bestaat uit 4 verschillende stammen: Mandinka, Fula, Wolof en Jolla. Een dorpje van een andere stam had er íets anders uitgezien (het verschil zat ‘m vooral in de daken van de hutjes, vertelde Gids Mo), maar niet heel erg anders. In het deel van Gambia waar ons hotel staat vind je vooral Mandinka, maar de stammen mengen steeds meer met elkaar. Zo is, als ik het goed onthouden heb, Ebou zelf Jolla, zijn huidige vrouw is Mandinka en zijn vorige vrouw was Fula. De nieuwgekozen president gelooft ook erg in één Gambia en is zelf ook van gemengde afkomst.
Terwijl de toubab (witte mensen) even wat water dronken in het café-gedeelte van het museum, nam onze gids Mo even de tijd om zijn krantje te lezen: FOROYAA, the opposition newspaper. Toen de dictator nog aan de macht was, was het zeer onverstandig om deze krant in het openbaar te lezen want je zou zomaar aangegeven kunnen worden. Nu is dat allemaal anders: de hoofdredacteur van de krant maakt deel uit van de huidige regering. We praten nog iets verder met Mo over de veranderingen die er gaande zijn in het land: achterstallig onderhoud wordt aangepakt, mensen zijn niet meer bang om ’s nachts uit hun bed gehaald te worden om vervolgens te ‘verdwijnen’, hoopvolle berichten.

In het Tanji village museum

Na het bezoek aan het museum rijden we nog een klein stukje op weg naar Paradise Beach waar we zullen lunchen. We voelen ons gedurende de reis net Wim-Lex en Máxima: overal waar we langs rijden rennen kinderen met de truck mee, roepen toubab! (wit mens) en zwaaien. Heel veel zwaaien. We zwaaien vrolijk terug. De iets oudere jongens, die too cool zijn om te zwaaien, steken vaak hun duim op. Iets oudere meisjes glimlachen en zeggen ‘hello‘.
Ergens iets gaan eten en niet van tevoren weten wat je voorgeschoteld krijgt (en dus niet weten of daar iets bij zit wat ik kan en wil eten), is voor mij altijd lastig, dus had ik gezonde reepjes, een zak noten en wat bananen in mijn tas gestopt voor het geval dát. Maar die had ik helemaal niet nodig: aan het strand werd een buffet neergezet met brood (wat ik niet eet), salade, Wolof rice (gebakken rijst met tomaat en groente), een sausje van groente, kip, en vis. Als ze me alleen de wolof rijst en het sausje hadden gegeven wa ik al volkomen gelukkig geweest want dat was écht heel erg lekker. Ik nam ook een stukje vis en wat salade, maar de rijst heb ik zelfs nóg een keer opgeschept. Na het eten hadden we wat tijd om op het strand te zitten. Daar stond ook een koe. Die wilde wel op de foto.
Vlak bij het strand was een super schoon toiletgebouw, er stonden pakken toiletpapier en het rook er naar schoonmaakmiddel. Er stond zelfs een pompje met vloeibare zeep bij het kraantje. Maar als je dan het hokje open deed moest je constateren dat ze pot zó geïnstalleerd is, dat je er niet recht op kan zitten omdat je benen niet tussen de pot en de muur passen. Het blíjft Arfika…en gelukkig maar want ik vind dat dus heel geestig.

Onze laatste stop van de dag is Tanji, het vissersdorpje. Eerst komen we lang de plek waar vissen gerookt worden (sommigen besluiten hier om nooit meer vis te eten), daarna lopen we het strand op waar de vangst van de dag binnenkomt. Kinderen lopen met teilen op hun hoofd het water in om de vangst van de boten naar het strand te brengen, daar worden de vissen verkocht. Aan het einde van de dag worden ze in vis betaald.
Veel van de vissers komen uit Senegal (en spreken dus Frans in plaats van Engels), het land dat aan drie kanten om Gambia heen ligt. Een jonge vrouw in onze groep, die samen met haar moeder op reis was, had op het strand al snel een aanbidder. Vermoedelijk een Senegalees want ze verstond hem eerst niet. Uiteindelijk vond hij de juiste woorden: ‘I…love…her’. Dat begreep ze wel, maar toch werd het niets, ook al bood hij haar moeder nog zo veel vis aan en probeerde Mo een beetje voor hem te onderhandelen.
Ons groepje werd op een afstandje gevolgd door twee jongetjes die alles goed in zich opnamen. Wie weet wilden ze later ook wel gids worden en zo’n groepje toubab alles vertellen. Toen we weer in de truck waren geklommen stonden ze vlak naast de auto. Ze vroegen niets, keken alleen maar met een vriendelijke blik naar wat we deden.
Sommigen hadden nog lege flesjes en staken die de jongens toe (die worden hergebruikt), waar ze heel beleefd ’thank you’ op zeiden. Ik bedacht me dat ik nog twee pennen in mijn tas had, precies genoeg, dus ik gaf er ieder één. ‘Pen! Pen! Thánk you!’, riepen ze opgetogen. Er zijn dus mensen op de wereld die net zo gek zijn op pennen als ik. Ik hoop dat ze er mooie dingen mee gaan schrijven.

De reis en dag 1

Op maandag-na-middag 5 juni vertrokken we vanaf Schiphol naar Banjul met een tussenstop op de Kaapverdische eilanden. Helaas liet het personeel van Tui (‘gezondheid!’ roept Arjo dan altijd) ons vlak voor het opstijgen weten dat we éérst nog een landing zouden maken op Tenerife om daar te tanken.
Gemopper alom natuurlijk want Nederlanders houden best van een voordeeltje (we vermoeden dat tanken daar goedkoper is dan op Schiphol) maar we houden niet van wachten. En ook niet van opstijgen en landen.


Dat was dus een lange en vermoeiende vlucht en in Gambia is het twee uur later dan in Nederland dus toen we tegen 11 uur in ons hotel waren voelde het voor onze biologische klok als ver na middernacht.
We werden ontvangen door hotelpersoneel in fleurige overhemden en kregen een vers vruchtensapje aangeboden (ik weet niet meer of het nou van de baobabvrucht was of een andere, maar baobab klinkt zo leuk). Toen we waren ingeschreven bracht een vrouw onze koffers naar de kamer. Onderweg vloog er iets over ons hoofd waarvan ik dacht dat het een flinke roofvogel was, maar dat waren dus vleermuizen. Hele grote vleermuizen. En die maken heel veel lawaai. Het klinkt een beetje als een heksenlachje en het gaat door tot een uur of 4 in de ochtend. Geloof me, ik kan het weten….

De eerste dag doen we het rustig aan, ik lees het boek uit dat ik in het vliegtuig bij me had (‘Brick Lane’ van Monica Ali) en laat het achter in het boekenkastje bij het zwembad en daarna gaan we ontbijten. Dat blijkt een ware survival of the smartest te zijn want de kleine witte koereigers houden heel goed in de gaten of er een domme toerist is die zijn of haar brood even onbeheerd achterlaat. Het personeel heeft het er maar druk mee. Ik ben vooral heel blij dat er een schaal voor mangostukjes bij het buffet staat.
Daarna komt de Vlaamse mevrouw van Tui (gezondheid) om het één en ander te vertellen over Gambia en de excursies aan te prijzen. We boeken er twee: Zuid-Gambia en de Roots-tour.
Om half 12 worden de gieren gevoerd op het terrein en dat willen we wel meemaken. De koereigers zijn er hier ook als de kippen bij (;)) en ook zwarte wouden proberen een hapje mee te pikken.
Als die show voorbij is én we ook even nader kennis hebben gemaakt met de andere bewoners van de hoteltuin (apen) pakken we de handdoeken uit de hotelkamer en begeven ons naar het strand. Het strand grenst aan één van de twee zwembaden van het hotel dus ver hoeven we niet. Ook niet om te winkelen overigens want menig local komt naar ons toe om te laten zien wat hij of zij in de aanbieding heeft. We kopen een houten ijsvogel en lunchen in onze luie strandstoel.
’s Avonds eten we bij Al Rawshe, een Libanees restaurant vlak bij het hotel waar ik het vegetarische dagmenu had met heerlijke falafel, humus en auberginesalade. 

Weekend grote appel

En toen ging ik ineens een weekend naar New York, naar Arjo die daar al was (of; al in het land was en vóór mij op vliegveld JFK zou arriveren).
Het begon allemaal met heel veel wachten: mijn vliegtuig had heel veel vertraging (gelukkig wist ik dit een avond van tevoren en heb ik de taxi een uurtje later laten komen), het boarden liet op zich wachten en toen ik de mijnheer had gevonden nadat ik eenmaal de douane door was (beide ging verrassend voorspoedig) was het wachten op een shuttlebusje dat ons naar het hotel zou brengen.
Dat busje nam aardig zijn tijd, er moesten verspreid over het hele vliegtuig mensen worden opgehaald en verdeeld over de stad mensen worden afgezet. Het voordeel was dat we al een beetje iets van de stad konden zien en af en toe aan de chauffeur konden vragen in welke wijk we waren.
Aangekomen bij het hotel was het tijd om even te douchen (had ik al gezegd dat het 30 graden was? nee, nou, het was 30 graden), koffers uit te pakken, loeiende airco die van de kamer een vrieskist maakte uit te schakelen en op zoek te gaan naar een restaurant. Op advies van Ashley achter de balie gingen we naar de wijk Hell’s Kitchen en Arjo stelde voor om bij Obao te eten. Goed idee: lekkere cocktails en heerlijk Aziatisch eten. Daarna hebben we nog even een kijkje genomen op Times Square. Tja, wat zal ik er van zeggen? Druk. En heb ik nog even mijn slag geslapen bij de Duane Reade Pharmacy waar alle nagelverzorgingsproducten van grote merken véél goedkoper zijn dan thuis.IMG_2590
Op vrijdag namen we de boot (het is nog steeds 30 graden overigens en je zou denken dat het koeler is op een boot, maar nee)vanaf Battery Park naar Liberty Island om Liberty Enlightening the World te zien en vanaf daar gingen we met de boot naar Ellis Island, het eiland waar in het begin van de 20e eeuw de bootladingen met immigranten aankwamen. Even een saampie gemaakt met Manhattan op de achtergrond. Daarna hebben we een late lunch genomen bij by Chloe die lekkere en gezonde meeneem of daar-opeten-als-je-de-mazzel-hebt-dat-er-een-tafeltje-is maaltijden heeft. Wij hadden dubbel mazzel: een tafeltje buiten. Het is gelegen aan Bleecker Street (van het liedje van Simon en Garfunkel), in Greenwich Village en Arjo kreeg best wat aandacht van passerende mijnheren.
We zijn die dag ook nog even langs de Washington Arch geweest. Om half 8 ’s avonds was ik op dus diner was haal-sushi op de hotelkamer. IMG_2621
Op zaterdag mocht ik ‘los’ en heb ik 4 spijkerbroeken gekocht bij Macy’s voor de prijs waarvoor je er hier ééntje hebt. Daarna door Central Park op weg naar het Guggenheim Museum maar dat bleek grootdeels gesloten omdat ze een nieuwe tentoonstelling aan het inrichten waren. Dan maar alleen het winkeltje uitpluizen en daarna door naar Lullemon, een yogakleding-winkel. Daar hebben we gevraagd waar we lekker organic (voor mij) konden lunchen met een goed glas wijn (voor Arjo) erbij. We kregen als tip Candle 79 en ik vond het echt geweldig goed en met heel vriendelijke bediening.

eten bij Candle 79

eten bij Candle 79

’s Avonds naar Bryant Park geweest (het park achter de bibliotheek) en Braziliaans gegeten bij Ipanema (yum, inktvis!).
Zondag ontbijt bij Dean&Deluca en lekkers ingeslagen om te kunnen eten in het vliegtuig (tarwevrije brownie!), daarna naar de Chrystler Building gegaan. Helaas konden we er niet verder in dan het eerste stukje van de lobby. Wel in de schoenenwinkel eronder een paar Aerosoles gekocht voor mijn arme voetjes. Toen Grand Central Terminal gezien, de bibliotheek was helaas óók dicht (terwijl de gids zei dat ie open was, grrrr!), de lobby van the Empire State Building was mooi maar we besloten niet naar boven te gaan omdat het schreeuwend duur was.
En mochten we spijt krijgen, we moeten toch een keer terug voor die bibliotheek. En dan wil ik ook fietsen door Brooklyn en misschien nóg wel meer kleding kopen. Hopelijk zijn we er dan iets langer dan 2,5 dag…
curvy skinny van Calvin Klein

curvy skinny van Calvin Klein

Le voyage de noches (law rihlat di noces)

Voor onze huwelijksreis wilde ik graag naar een continent dat ik nog niet bezocht had. Slechts twee (Europa en Noord-Amerika) vielen er af, maar omdat we graag in september of oktober weg willen en het dan toch nog lekker warm willen hebben denken we (nou ja, ik vooral) al snel aan Afrika.
Op internet lees ik dat Ghana ‘Afrika voor beginners’ is. Een land dat alles heeft waar je bij het woord ‘Afrika’ aan denkt (safari, markten met exotisch fruit, verkocht door vrouwen in jurken met vrolijke print, stranden, cultuur en aapjes) maar zonder dat het ‘eng’ is. Reizigers die er al geweest zijn zijn unaniem lovend over hoe aardig de mensen er zijn en als ik het bij de bibliotheek geleende ‘Ervaar Ghana’ doorblader wordt ik behoorlijk enthousiast.
De echtgenoot houdt vooralsnog het hoofd koel en wil eerst wel eens weten wat dat allemaal kost. Daar kan hij vrij kort over zijn, ondanks dat de vliegreis nog geen 7 uur duurt kost het, zeker met een hotel erbij, te veel. En tja, we hadden net op 9 juni een vrij duur feestje gevierd, dus Ghana moest even wachten.20160811_145101
Nou ja, die stranden zullen er volgend jaar nog wel liggen en de aapjes zullen ook niet massaal gaan emigreren omdat we nú niet komen, dus besloot ik om mijn tantrum op te schorten voor een betere gelegenheid. Maar ik had al wel een jurk met exotische print gekocht die over de knie viel (in Ghana is het ‘gewenst’ dat vrouwen hun lichaam dekken van hun middenrif tot over de knie. Het bedekken van de boezem is daarentegen weer optioneel).
‘Weet je wat dan wél weer goed te doen is?’, zei de echtgenoot die nog steeds zijn computer op schoot had. En toen noemde hij een bestemming uit 1000 en één nacht, een stad waar ik al jaren heel benieuwd naar ben, waar ik slippers met zo’n bandje om je tenen wil kopen,  kalligrafie wil zien en markten met enorme bergen met specerijen.
Een stad waar die lange jurk alsnog goed van pas komt en waar ze Frans spreken. Onze voyage de noches (huwelijksreis) gaat naar Marrakech! We vertrekken op 3 oktober en zijn maandag 17 oktober,inshallah, weer ‘aanspreekbaar’.

Iedereen hartelijk bedankt voor jullie bijdrage!