Op maandag-na-middag 5 juni vertrokken we vanaf Schiphol naar Banjul met een tussenstop op de Kaapverdische eilanden. Helaas liet het personeel van Tui (‘gezondheid!’ roept Arjo dan altijd) ons vlak voor het opstijgen weten dat we éérst nog een landing zouden maken op Tenerife om daar te tanken.
Gemopper alom natuurlijk want Nederlanders houden best van een voordeeltje (we vermoeden dat tanken daar goedkoper is dan op Schiphol) maar we houden niet van wachten. En ook niet van opstijgen en landen.
Dat was dus een lange en vermoeiende vlucht en in Gambia is het twee uur later dan in Nederland dus toen we tegen 11 uur in ons hotel waren voelde het voor onze biologische klok als ver na middernacht.
We werden ontvangen door hotelpersoneel in fleurige overhemden en kregen een vers vruchtensapje aangeboden (ik weet niet meer of het nou van de baobabvrucht was of een andere, maar baobab klinkt zo leuk). Toen we waren ingeschreven bracht een vrouw onze koffers naar de kamer. Onderweg vloog er iets over ons hoofd waarvan ik dacht dat het een flinke roofvogel was, maar dat waren dus vleermuizen. Hele grote vleermuizen. En die maken heel veel lawaai. Het klinkt een beetje als een heksenlachje en het gaat door tot een uur of 4 in de ochtend. Geloof me, ik kan het weten….
De eerste dag doen we het rustig aan, ik lees het boek uit dat ik in het vliegtuig bij me had (‘Brick Lane’ van Monica Ali) en laat het achter in het boekenkastje bij het zwembad en daarna gaan we ontbijten. Dat blijkt een ware survival of the smartest te zijn want de kleine witte koereigers houden heel goed in de gaten of er een domme toerist is die zijn of haar brood even onbeheerd achterlaat. Het personeel heeft het er maar druk mee. Ik ben vooral heel blij dat er een schaal voor mangostukjes bij het buffet staat.
Daarna komt de Vlaamse mevrouw van Tui (gezondheid) om het één en ander te vertellen over Gambia en de excursies aan te prijzen. We boeken er twee: Zuid-Gambia en de Roots-tour.
Om half 12 worden de gieren gevoerd op het terrein en dat willen we wel meemaken. De koereigers zijn er hier ook als de kippen bij (;)) en ook zwarte wouden proberen een hapje mee te pikken.
Als die show voorbij is én we ook even nader kennis hebben gemaakt met de andere bewoners van de hoteltuin (apen) pakken we de handdoeken uit de hotelkamer en begeven ons naar het strand. Het strand grenst aan één van de twee zwembaden van het hotel dus ver hoeven we niet. Ook niet om te winkelen overigens want menig local komt naar ons toe om te laten zien wat hij of zij in de aanbieding heeft. We kopen een houten ijsvogel en lunchen in onze luie strandstoel.
’s Avonds eten we bij Al Rawshe, een Libanees restaurant vlak bij het hotel waar ik het vegetarische dagmenu had met heerlijke falafel, humus en auberginesalade.
👍
Dat was nog niet alles hoor… hij is nu pas klaar…