Er zijn drie soorten taxi’s in Gambia: de bushtaxi, een soort busje waar zo veel mogelijk Gambianen op of in gepropt worden, een gele taxi en een groene taxi. Alleen het laatste type was aan te raden volgens de mevrouw van Tui (gezondheid) want bij de eerste twee was het hebben van remmen, achteruitkijkspiegels of een rijbewijs niet gegarandeerd.
Bij de ingang van het hotel was een bord met daarop de prijzen van een groene taxi per bestemming. Naar Serekunda Market was 700 dalasi (ongeveer € 15,-). We vroegen aan de mijnheer die de taxi’s regelde of hij aan de chauffeur kon vragen of hij met ons mee wilde lopen over de markt. Dat is handig want dan ben je er zeker van dat je na een rondje markt je taxi weer terug kan vinden en je wordt ook minder lastiggevallen door mensen die iets aan je willen verkopen.
‘No problem’, zei de regelmijnheer. Alles is ‘no problem’ in Gambia. Onze chauffeur heette Malang Camara en toen we net twee minuten onderweg waren vroeg hij aan Arjo of hij alvast 250 dalasi mocht hebben, dan kon hij even tanken. Auto volgegooid en op weg naar Serekunda Market. Volgens Katrien van Tui (…) kun je het beste in de ochtend gaan want dan is het niet zo druk…. Nou, we willen niet weten hoe druk het dan in de middag wordt…
De hoofdmissie was stof: ik wilde graag wat jasjes laten maken en Arjo kon wel wat overhemden met korte mouwen gebruiken. In de eerste winkel lukte het onderhandelen niet zo goed, dus besloten we nog even verder te kijken (maar die éne groene stof met die vogels erop was wel héél mooi…). We kwamen bij een andere stoffenwinkel waar een man met een megafoon de waren aan stond te prijzen. Boss man en boss lady (dat waren wij) werden ook van harte verwelkomd. En oh ja, hij wilde graag ook trouwen met een Nederlandse vrouw, dus als er nog single ladies zijn die een gevoel voor humor belangrijk vinden in een man: je vindt ‘m op de markt van Serekunda. Bij deze winkel hebben we twee lappen stof gekocht. Daarna kochten we nog bananen bij een vrouw die heel kwaad was op een truck die haar uitzicht belemmerde en ervoor zorgde dat er minder klanten kwamen en op de terugweg naar de auto (waar een hond onder lag te zonnen) kocht ik nog een klein teiltje én natuurlijk de stof uit de eerste winkel (wat had je dan gedacht?).
Aangekomen bij het hotel zei Malang ‘Het was 700 dalasi, maar ik had al 250 gekregen dus dat is nog 450.’
‘Maar 700 is toch voor heen?’
‘Nee, dat is heen en terug.’
‘Maar je hebt ook een uur met ons over die markt gelopen…’
‘Is no problem.’
‘Nou, hier heb je nog 800 dalasi, is ook no problem.’
Toen was het tijd voor lunch, die aten we aan het zwembad, met uitzicht op nootjes stelende apen (die halen ze gewoon uit je tas als je hen even je rug toekeert). Dit waren de ‘minder vriendelijke’ (lees: deze zijn ‘more likely to bite).
En toen was het tijd voor onze afspraak met Ebou. Ebou is het hoofd housekeeping van het hotel en we hadden hem de dag ervoor leren kennen omdat ons kluisje het niet deed. En zoals met de meeste Gambianen raakten we met hem aan de praat en hij nodigde ons uit om bij hem thuis langs te komen en zijn gezin te ontmoeten. Dat vonden we leuk, dus die uitnodiging namen we aan.
Ebou woont in een mooi huis op een compound waar meerdere families wonen. Hij heeft er acht jaar over gedaan om het huis te bouwen en woont er nu een jaar, samen met zijn volwassen kinderen uit zijn eerste huwelijk (zijn vrouw is overleden), zijn tweede vrouw en hun dochtertje Maria van 3.
We hebben eerst in zijn tuin gezeten, onder de schaduw van de mangoboom, waar we ook mango geserveerd kregen. Daarna hebben we met Ebou en Maria een wandeling door de buurt gemaakt. ‘Wandelen met haar duurt altijd veel langer’, zei Ebou, ‘want ze wil altijd van alles. Soms wijst ze zelfs naar een auto en zegt ze ‘I want that car!’. Arjo wist een prima oplossing: hij nam haar op zijn schouders. Maria wist dat wel te waarderen….
Net als de schriftjes en pennen die we voor haar hadden meegenomen. Ergens in Gambia is er een meisje met pennen van de Hubo uit Alphen aan den Rijn 😉